NOAB-prinsjesdag als DGA

Prinsjesdag voor u als dga met uw eigen bv

Omdat het Kabinet Schoof I op 3 juni 2025 is gevallen er op 29 oktober aanstaande verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer plaatsvinden, leverde het zittende kabinet een betrekkelijk ‘beleidsarme’ Miljoenennota 2026 op. Toch gebiedt eerlijkheid te zeggen dat het bijbehorende Belastingplan 2026 een aantal maatregelen bevat, die u als directeur-grootaandeelhouder (dga) van uw eigen bv direct gaan raken. Soms in uw voordeel, vaak echter ook in uw nadeel.

In samenwerking met Marree & Van Uunen Belastingadviseurs heeft NOAB deze notitie opgesteld, waarin de belangrijkste maatregelen voor u als dga aan de orde komen. Let wel, het zijn alleen zaken die met name belangrijk zijn voor dga’s met een eigen bv, zoals u. Los van deze maatregelen zijn er nog veel meer fiscale wijzigingen aangekondigd. Daarnaast zijn er vorig jaar ook al maatregelen aangekondigd, die met ingang van 2026 (of zelfs nog later) in werking treden.

Hierbij geldt een groot voorbehoud. Deze notitie is geschreven op basis van de inhoud van het Pakket Belastingplan 2026, zoals dat op 16 september 2025 is gepubliceerd. Het kan zijn dat de definitieve uitwerking van de plannen in de uiteindelijke wetgeving nog anders wordt. Dit is zelfs waarschijnlijk, omdat de nieuwe Tweede Kamer er ook iets van zal gaan vinden.

Box 2-tarief

Het box 2-tarief is de laatste jaren onrustig. Tot en met 2023 was het simpelweg één tarief van 25% voor ontvangen dividenden uit en vervreemdingsvoordelen op aandelen in uw eigen bv, maar vanaf 2024 is het tarief gedifferentieerd in twee schijven. 

 

Schematisch luidt de box 2-heffing: 

Jaar

Lage schijf

Laag tarief 

Hoog tarief 

2024

€ 67.000

24,5%

33,0%

2025

€ 67.804

24,5%

31,0%

2026

€ 69.843

24,5%

31,0%

Houd er wel rekening mee dat voor het eerst sinds 2025 de algemene heffingskorting (AHK) wordt verlaagd door ook het box 2-inkomen. Dat geldt eveneens voor het jaar 2026, en dan voor een inkomen tot € 79.137. Daarna krijgt u geen algemene heffingskorting meer.

Wat betekent dat als u bijvoorbeeld een dga bent met een salaris van € 56.000? Dan is het effectieve box 2-tarief:

  1. box 2-heffing          24,5%
  2. afname AHK            6,5%  (afgerond)

totaal                             31,0%

Dit is opvallend, omdat het hoge box 2-tarief ook 31% is. Dividend uitkeren is vanuit een fiscaal perspectief dus eigenlijk alleen maar aantrekkelijk als het inkomen van u en/of van uw partner hoger is dan € 79.412.

Maar let sowieso op, omdat het uitkeren van dividend ook invloed kan hebben op allerhande heffingskortingen, toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen, zoals de persoonsgebonden aftrek (denk aan aftrekbare ziektekosten en giften), ouderenkorting, zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, inkomensafhankelijke combinatiekorting en het kindgebonden budget. Heel veel regelingen zijn in Nederland inkomensafhankelijk. Hoe hoger het inkomen is, des te minder kan men gebruik maken van die regelingen. Het uitkeren van dividend is een vorm van inkomen, waardoor die regelingen wellicht minder kunnen worden benut.

 Het is daarom verstandig, voordat u dividend uit uw eigen bv uitkeert, om eerst even overleg met ons te plegen zodat u weet waar u aan toe bent. Wij noemen dat het uitstippelen van een dividendpolitiek. En als u dividend wilt uitkeren, wat dan het optimale dividend is en wanneer u dat het beste kunt uitkeren. Vooral als u een grotere aanschaf wilt doen met geld uit uw eigen bv.

Vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting wijzigt komend jaar wederom niet. De eerste schijf van € 200.000 blijft belast tegen 19%, het meerdere tegen 25,8%. Dit is al het vierde jaar op rij dat de vennootschapsbelastingtarieven niet wijzigen. Dat is betrekkelijk uniek in de huidige fiscale wereld.

 Doordat de vennootschapsbelasting twee schijven kent, is het bij meerdere bv’s belangrijk om goed na te denken over de winsten in die bv’s. Wij kunnen als uw NOAB-adviseur u daarbij helpen.

Daarbij moet u bijvoorbeeld denken aan een holding met een winst van € 50.000 en een werkmaatschappij met een winst van € 350.000. Die maken samen € 400.000 winst. Maar een deel van de winst van de werkmaatschappij wordt belast tegen 25,8%, terwijl de holding nog ‘ruimte’ heeft in de eerste schijf van 19%. Onder omstandigheden is het mogelijk om de belastbare winsten te beïnvloeden, te sturen. Bijvoorbeeld via een tussenjaarse fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Daardoor kan betrekkelijk eenvoudig vennootschapsbelasting worden bespaard. In bovengenoemd voorbeeld maximaal € 13.600.

Het spreekt voor zich dat het wel moet lonen. We gaan geen extra kosten maken als de te besparen vennootschapsbelasting gering is.

Integrale tarief

Als u winst in uw bv haalt, betaalt u eerst vennootschapsbelasting. Als u daarna die nettowinst als dividend uitkeert, betaalt u over dat nog eens dividend box 2-heffing. Beide belastingen zijn progressief. 

In een tabel komt dat als volgt tot uitdrukking:

Belastingheffing

Winst ≤ € 200.000

Winst > € 200.000

Box 2-tarief

24,5% 

31,0%

24,5% 

31,0%

Winst bv

100,000%

100,000%

100,000%

100,000%

Vpb

-19,000%

-19,000%

-25,800%

-25,800%

Nettowinst

81,000%

81,000%

74,200%

74,200%

Box 2-heffing

-19,845%

-25,110%

-18,179%

-23,002%

Netto dividend

61,155%

55,890%

56,021%

51,198%

Integraal tarief IB/Vpb

38,845%

44,110%

43,979%

48,802%

 

Iemand die zijn winst weet te spreiden, waardoor zijn vennootschapsbelasting niet hoger is dan 19% en regelmatig dividend uitkeert waardoor zijn box 2-heffing niet hoger wordt dan 24,5%, betaalt uiteindelijk maar 38,845% integraal aan belastingheffing.

In een worstcasescenario, waarbij de winst in de bv wordt belast tegen 25,8% en het dividend daarna ook nog eens tegen de hoge box 2-schijf van 31%, betaalt de dga integraal 48,802% belastingheffing.

Zie hier het belang van een goed taxmanagement, het kan heel concreet soms een groot bedrag aan belasting besparen.

Excessief lenen

Dit is op zich geen nieuwe maatregel. Als een dga (samen met zijn fiscaal partner) teveel leent van zijn eigen bv, wordt het meerdere aangemerkt als dividend. Die grens bedraagt vanaf 31 december 2024 € 500.000.

 Als het ernaar uitziet dat u en/of uw fiscaal partner meer dan € 500.000 gaat lenen bij uw eigen bv, is het verstandig om met ons als uw NOAB-adviseur contact op te nemen om te bezien of het mogelijk is om dat te voorkomen, en zo ja hoe. Vaak zal het niet eenvoudig zijn, zo niet onmogelijk om een oplossing te bedenken zijn, maar soms ook weer wel.

Dga-loon

Het dga-loon dat op fulltime basis minimaal hoort te worden uitgekeerd, wordt op 1 januari 2026 waarschijnlijk verhoogd van € 56.000 naar € 57.000. Of die verhoging doorgaat en zo ja met welk bedrag, is nog niet bekend. Dat weten we pas eind december 2026. Dan wordt de nieuwe minimale hoogte van het dga-loon bekend gemaakt.

De materie rondom de beloning van een dga is complex. Maar omdat een verhoging van het dga-loon doorwerkt naar andere inkomensafhankelijke voorzieningen, zoals de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en wellicht nog andere inkomensafhankelijke regelingen, kost die salarisverhoging relatief gezien veel inkomstenbelasting. Vaak meer dan de besparing bij de bv wegens die extra salariskosten. Ofwel, dividend uitkeren is vaak goedkoper dan extra salaris uitbetalen. Maar ook dit is weer maatwerk.

 De marginale belastingtarieven van een dga en diens partner luiden in 2026 als volgt:

Van

Tot

IB/PH

AHK

AK

ZVW

Marginaal

0

12.368

35,700%

0,000%

-8,053%

4,850%

32,497%

12.368

26.784

35,700%

0,000%

-30,030%

4,850%

10,520%

26.784

29.736

35,700%

0,000%

-2,258%

4,850%

38,292%

29.736

38.883

35,700%

6,306%

-2,258%

4,850%

44,598%

38.883

45.593

37,560%

6,306%

-2,258%

4,850%

46,458%

45.593

79.137

37,560%

6,306%

6,510%

4,850%

55,226%

79.137

79.412

49,500%

0,000%

6,510%

4,850%

60,860%

79.412

133.335

49,500%

0,000%

6,510%

0,000%

56,010%

133.335

-

49,500%

0,000%

0,000%

0,000%

49,500%

 

Let wel, deze bedragen en percentages zijn onder voorbehoud. Een aantal variabelen wordt pas in de loop van november of december 2025 bekend gemaakt.

Uit de tabel blijkt dat als een dga zijn loon volgend jaar verhoogt van € 56.000 naar stel € 57.000, hij over die € 1.000 extra bruto loon 55,226% belasting betaalt. Terwijl de bv wellicht effectief maar een voordeel heeft van misschien maar 38,845%, de combinatie van bespaarde vennootschapsbelasting en box 2-heffing. Zie hier dat in dit geval dividend uitkeren voor een grotere uitgave aantrekkelijker is dan een salarisverhoging.

Maar om het gebruikelijk loon van een dga, thans € 56.000 op fulltime basis, komen we niet uit.

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

U kunt als dga onder voorwaarden uw onderneming via een aandelentransactie fiscaal erg gunstig overdragen aan iemand anders, bijvoorbeeld aan uw eigen kind. Als dan sprake is van een schenking, omdat de prijs die u voor uw onderneming rekent lager is dan de waarde van die onderneming, is niet of nauwelijks schenkbelasting verschuldigd op grond van de zogenoemde BedrijfsOpvolgingsRegeling (BOR).

Daarnaast kan het zijn dat de box 2-claim die in beginsel ontstaat omdat u uw aandelen in uw eigen bv vervreemdt, kunt doorschuiven naar de bedrijfsopvolger, via de zogenoemde doorschuifregeling (DSR).

 De BOR en de DSR zijn al jarenlang voorwerp van discussie, dus ook van wijziging. Elk jaar verandert er wel weer iets. Ook per 1 januari aanstaande gaat weer een aantal zaken veranderen. Die veranderingen zijn soms erg gunstig, maar soms ook nadelig ten opzichte van de huidige regeling in 2025. Het is dus belangrijk om goed na te denken over een bedrijfsopvolging, en dan vooral over de planning daarvan. Dat speelt overigens alleen als u de bv tegen een zacht prijsje overdraagt aan met name uw kinderen, of in het geheel wil schenken. Het speelt niet zozeer als u uw onderneming of de aandelen in uw eigen bv onder zakelijke voorwaarden wilt verkopen.

 Als dit aan de orde is, kunt het beste eerst een afspraak met ons als uw NOAB-adviseur maken. De wijzigingen zijn namelijk best wel ingewikkeld. Maar hoe luidt een opsomming van de meest belangrijke wijzigingen voor dga’s met een eigen bv:

  1. afschaffing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor bedrijfsmiddelen die (mede) worden verhuurd of in gemengd gebruik zijn, zowel privé als zakelijk;
  2. het instellen van een leeftijdsgrens: de opvolger moet minimaal 21 jaar oud zijn;
  3. de termijn dat de opvolger de onderneming moet voortzetten is teruggebracht van vijf naar drie jaar voor overdrachten vanaf 1 januari 2025;
  4. vanaf 2026 kwalificeren alleen nog maar gewone aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, in mindere mate of geheel niet meer prioriteitsaandelen, preferente aandelen of tracking stocks;
  5. gevallen waarin sprake is van overheidsingrijpen, zoals onteigeningen;
  6. bij een herstructurering van uw bv-structuur, wordt soepeler met de bezits- en voortzettingstermijnen omgegaan.

 Het is erg belangrijk dat u tijdig een mogelijk voornemen om uw onderneming over te dragen bij ons aankaart. Het kan namelijk een aantal jaren duren, voordat uw onderneming helemaal geschikt is voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.

Belastingrente

Er is op dit moment veel te doen over de hoogte van de belastingrente. Dit is een rente die u in een aantal gevallen moet betalen als een belastingaanslag wordt opgelegd. De aanleiding is een uitspraak van de Rechtbank Groningen van 7 november 2024, die ging over de belastingrente voor de vennootschapsbelasting. Daarin oordeelde de rechter dat de belastingrente die de belastinginspecteur op de aanslag vermelde, te hoog was. Er werd op een aanslag vennootschapsbelasting een rente in rekening gebracht van 10%, waarbij die in de uitspraak werd teruggebracht tot 4%.

 Dat kan ook doorwerken voor de belastingrente op aanslagen inkomstenbelasting. Alleen moeten we eerlijk zeggen dat er ook uitspraken zijn die de inspecteur in het gelijk stelden bij het rekenen van een hogere belastingrente.

 Maar dat laat onverlet dat het belangrijk is dat u onmiddellijk met ons contact opneemt als u een belastingaanslag krijgt waarbij belastingrente in rekening is gebracht. We kunnen dan eventueel bezwaar aantekenen, in afwachting van een oordeel van de Hoge Raad, die later geheid een oordeel zal vellen over de maximaal toegestane hoogte van belastingrente.

Pseudo-heffing voor personenauto’s

Ten slotte is er een belangrijke wetswijziging aangekondigd voor werkgevers die aan hun werknemers een auto van de zaak ter beschikking stellen. Dit is een nieuwe maatregel, die ingaat op 1 januari 2027. Dit kan u als dga ook raken, omdat u een werknemer bent bij uw eigen bv als werkgever.

 De regeling komt in het kort hierop neer. De werkgever moet zelf een extra bedrag aan loonheffing afdragen in de vorm van een eindheffing, ter grootte van 12% van de cataloguswaarde van die auto. Alleen als de auto ouder is dan 30 jaar, wordt de 12% belasting berekend over de waarde in het economische verkeer in plaats van de cataloguswaarde. Stel u heeft een personeelslid met een auto van de zaak met een waarde van € 50.000. Dan kost u dat per jaar 12% x € 50.000 = € 6.000 eindheffing. Let wel, dat is een belasting die u zelf moet betalen, u mag hem niet doorbelasten aan uw werknemer.

 De eindheffing wordt per kalendermaand berekend, maar u als werkgever hoeft die pas in de tweede maand na afloop van het betreffende kalenderjaar te betalen. Voor het eerst speelt dit over 2027, zodat de afdracht voor het eerst moet plaatsvinden in februari 2028,

 Wanneer geldt die pseudo-heffing:

  1. als een werkgever een personenauto aan een werknemer ter beschikking stelt, die de werknemer óók privé mag gebruiken. Onder privégebruik valt ook woon-werkverkeer. Als een werknemer de auto niet privé gebruikt, ook niet voor woon-werkverkeer, geldt de pseudo-heffing niet. Ofwel, als u als dga de auto niet privé gebruikt, maar wel voor woon-werkverkeer, geldt deze regeling ook voor uw auto;
  2. hij geldt alleen voor auto’s met CO2-uitstoot. Hij geldt niet voor een volledig emissievrije auto. Maar dus weer wel voor hybride auto’s;
  3. hij geldt voor alle soorten auto’s die niet volledig emissievrij zijn, dus ook als het gaat om bijvoorbeeld kampeerauto’s, personenbusjes voor zorgvervoer (met maximaal 9 zitplaatsen) en zelfs voor lijkwagens.

 Voor de goede orde, deze belasting staat helemaal los van de belasting die de werknemer al als bijtelling voor privégebruik betaalt. Het is een extra belasting voor de werkgever. Hij komt dus naast de bijtelling die u eventueel al in privé betaalt in geval van privégebruik van de auto. 

 Gelukkig geldt er wel een overgangsregeling. Die komt hierop neer:

  1. de eindheffing geldt alleen voor auto’s die vanaf en na 1 januari 2027 voor het eerst ter beschikking worden gesteld;
  2. als een werknemer al voor 1 januari 2027 een auto ter beschikking gesteld krijgt, hoeft de werkgever hierover nog geen eindheffing te betalen;
  3. maar dat laatste geldt maar tot 17 september 2030. Als u uw werknemer op bijvoorbeeld 1 december 2025 een nieuwe benzine- of dieselauto ter beschikking stelt, geldt voor die auto toch een afdrachtverplichting vanaf 17 september 2030.

Box 3

Al vanaf 2021 rommelt het op het gebied van box 3, de belastingheffing over sparen en beleggen.

 De laatste ontwikkeling is dat er een nieuwe wet is afgekondigd, de Wet tegenbewijsregeling box 3. Die komt in het kort hierop neer. U bent in beginsel box 3-heffing verschuldigd over een fictief rendement over uw vermogen, voor zover dat meer is dan het heffingvrij vermogen.

Als u aannemelijk kunt maken dat het rendement dat u werkelijk heeft gehaald lager is dan dit fictieve rendement, hoeft u alleen maar belasting te betalen over dat lagere werkelijke rendement. Om dat aan te tonen, dient u digitaal een zgn. OWR-formulier in te dienen. OWR staat voor Opgaaf Werkelijk Rendement. Als u dat wilt, kunnen wij het indienen van het OWR-formulier ook voor u verzorgen.

Als u belasting over uw box 3-vermogen hebt betaald, over de jaren vanaf 2021, krijgt u van de Belastingdienst een brief met een uitnodiging om het OWR-formulier in te dienen. In die brief staat ook de datum dat het formulier uiterlijk moet zijn ingediend. Maar dat indienen van het OWR-formulier heeft alleen maar zin, als het werkelijk rendement lager is dan het fictieve rendement.

Onze eerste ervaringen zijn dat in ongeveer 90% van alle gevallen het werkelijke rendement niet lager is dan het fictieve rendement en het invullen van het OWR-formulier dus niet zinvol is. En het is gebleken dat het invullen van het OWR-formulier best tijdrovend is, omdat er veel gegevens nodig zijn.

 Wanneer moet u vooral alert zijn:

  1. als u in box 3 aandelen had in 2022;
  2. als u vorderingen in box 3 heeft op anderen, met een vaste rente, in het jaar 2022;
  3. als u woningen of andere onroerende zaken in box 3 had, zoals een tweede woning, waarvan de WOZ-waarde in enig jaar is gedaald;
  4. als u bezittingen had met een laag rendement, zoals staatsobligaties die een lage rente vergoeden;
  5. als u andere bezittingen in box 3 had, waarvan de waarde is gedaald. Bijvoorbeeld crypto in een jaar van waardedaling.

 Maar let op, het is en blijft maatwerk. Als u twijfelt of uw werkelijk rendement lager is dan het fictieve rendement, schroom dan niet om ons te benaderen, tenzij wij u al hebben benaderd. Het is voor ons moeilijk om in te schatten wat uw werkelijk rendement over uw box 3-vermogen is geweest, daar hebben we veel meer informatie voor nodig.

 Bovendien krijgt u alleen de kennisgevingbrief van de Belastingdienst dat u het OWR-formulier kunt indienen, en de datum waarop het formulier moet zijn ingediend, wij krijgen daar geen afschrift van.

Btw-herziening verbouwingsdiensten

Deze maatregel gaat in op 1 januari 2026 en is alleen van belang als u btw-vrijgestelde prestaties verricht, zoals ondernemers in de medische sector, kinderdagverblijven, assurantietussenkantoren en andere btw-vrijgestelde ondernemers.

 Achtergrond van de regeling is het bestrijden van een btw-constructie met kortdurende btw-belaste verhuur. Een ondernemer vraagt de btw op verbouwingskosten volledig terug, terwijl pand daarna btw-vrijgesteld wordt verhuurd. Omdat btw-herziening nu alleen geldt voor investeringsgoederen en niet voor diensten, blijft dan een btw-correctie uit.

Dat lek wordt gerepareerd. De btw-herziening gaat voortaan ook gelden voor investeringsdiensten aan een onroerende zaak, met meerjarig verbruik en met een waarde hoger dan het drempelbedrag van € 30.000.

 De herzieningstermijn wordt 5 jaar (jaar van ingebruikname plus vier komende boekjaren). Er vindt een correctie plaats bij zowel overgang van btw-belast naar vrijgesteld gebruik (dat betekent btw terugbetalen) als andersom (dan kunt u btw terugvragen).

 De ingangsdatum is 1 januari 2026 en geldt daardoor alleen voor investeringsdiensten vanaf die datum in gebruik genomen. Voor investeringsdiensten voor die datum geldt deze maatregel nog niet.

 Een voorbeeld:

  1. een zorginstelling besluit in 2026 om nieuwe ramen te plaatsen;
  2. de kosten daarvan bedragen € 40.000, verhoogd met € 8.400 btw;
  3. stel de pro rata bedraagt 5%, dat betekent dat de zorginstelling 5% van die btw terugkrijgt (€ 420);
  4. in 2027 daalt pro rata naar 4%, wat betekent dat de zorginstelling een deel van btw moet terugbetalen (4/5e van € 84).

 Het betekent een hoop gedoe. Zou de investering nog in 2025 hebben plaatsgevonden, dan is btw-herziening later niet aan de orde.

Andere maatregelen

Behalve bovenstaande maatregelen gaat nog een aantal fiscale zaken veranderen, die voor u als dga met een eigen bv of in privé belangrijk kunnen zijn.

  1. er veranderen weer allerhande autobelastingen. Zo wordt onder andere:
    1. de tariefkorting in motorrijtuigenbelasting voor emissievrije personenauto's in periode 2026 – 2028 verhoogd van 25% naar 30%;
    2. de kwarttarieven in de motorrijtuigenbelasting worden m.i.v. 1 juli 2026 beperkt tot bestelauto's en m.i.v. 1 januari 2028 helemaal afgeschaft;
    3. de accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG worden nog niet per 1 januari 2026 verhoogd. De brandstofaccijns blijft een jaar langer laag;
  2. het tarief overdrachtsbelasting voor woningen waarbij geen sprake is van langdurige eigen bewoning als hoofdverblijf (een zgn. eigen woning in box 1), wordt vanaf 1 januari 2026 8%. Denk daarbij aan woningen die als beleggingspand of als tweede woning worden gekocht. Let wel, dat geldt alleen voor woningen niet voor andere onroerende zaken;
  3. de startersgrens voor de vrijstelling overdrachtsbelasting gaat van € 525.000 naar € 555.000;
  4. de kansspelbelasting wordt op 1 januari 2026 verhoogd van 34,2% naar 37,8%, wat het winnen van de Postcodeloterij wat minder aantrekkelijk maakt;😉
  5. de btw-verhoging op cultuur, media en sport per 1 januari 2026 gaat niet door, daarvoor blijft het btw-tarief 9%;
  6. de termijn voor het doen van aangiften erfbelasting is nu 8 maanden, die wordt vanaf volgend jaar verlengd tot 20 maanden. Ook de belastingrente over aanslagen erfbelasting gaat voortaan pas na 20 maanden lopen;
  7. de btw voor logies (door hotels, B&B’s, pensions en vakantiebestedingsbedrijven voor korte periode) gaat vanaf 2026 van 9% naar 21%. Het geldt echter niet voor kamperen. Er geldt ook een overgangsregeling. Dat betreft vouchers voor enkelvoudig gebruik en betalingen die plaatsvinden in 2025 voor prestaties die gelden voor 2026 en later. Ook dan dient de ondernemer 21% btw in rekening te brengen.

Wat ligt er nog meer op de korrel

Het kabinet heeft al een schot voor de boeg gegeven ten aanzien van een aantal andere zaken die ze willen aanpakken. Een paar kunnen ook voor u belangrijk zijn.

  1. Er is steeds meer sprake van om op termijn de hypotheekrente af te schaffen. Dat zal vooral afhangen van het nieuwe kabinet. Maar dat er minimaal aan gemorreld gaat worden, is zeer waarschijnlijk.
  2. Er is een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor ondernemers aangekondigd. Maar die geldt alleen voor ondernemers in de inkomstenbelastingsfeer, zoals eigenaren van een eenmanszaak. Hij gaat u als dga niet raken.

Ten slotte

Deze notitie geeft de belangrijkste wijzigingen weer die op Prinsjesdag 2025 bekend zijn gemaakt. En dan speciaal voor u, als dga met een eigen bv.

Maar het zijn algemene regels. Het spreekt voor zich dat wij als uw NOAB-adviseur dit graag met u willen bespreken. Dan kunnen we samen kijken wat dit nu precies in uw situatie voor gevolgen met zich meebrengt.